Bouwmeester aan de kathedraal van St. Jan te Den Bosch; loodmeester vóór 1382 en tot na 1407. In 1382 zorgde hij voor een nieuwe vloer voor de Lieve Vrouwe Broederschapskapel; in 1405-1406 bouwde hij die kapel verder uit. Was in 1399 werkzaam te Leuven; in 1407 als adviseur bij de bouw van het koor van de St.-Pieterskerk te Leiden, waar hij "die meester van 's-Hertogenbosch" wordt genoemd. Willem van Kessel werd omstreeks 1400 benoemd tot bouwmeester van de St. Lambertuskathedraal te Luik. Tegelijkertijd bleef hij bouwmeester aan de Bossche kathedraal. | 319 |
Vaste grond krijgen wij bij het optreden van Willem van Kessel, als loodsmeester of werkmeester werkzaam van vóór 1382 tot na 1407. Hem wordt in 1382 opgedragen de Lieve Vrouwe Broederschapskapel opnieuw te bevloeren en in 1405-1406 om deze kapel uit te breiden.12 Of dit laatste ook werkelijk geschied is, staat niet vast. In 1399 wordt hij te Leuven vermeld: ‘Willem van Kessele, magister lapicida’, zonder verwijzing naar enige produktie aldaar.13 In 1407 werd hij uit Den Bosch naar Leiden ontboden om advies uit te brengen bij de bouw van het koor der Sint Pieterskerk: ‘Item meester Willem van Kessel die meester van 's Hertogenbosch wert ontboden om an hem te verstaen hoe men dat werc ter bester oirbare voirt maken soude.....’14 Ook de Utrechtse Dombouwmeester, Aernt van den Doem, werd daar om raad gevraagd. Al voordien was Willem van Kessel, kort vóór of begin 1400, benoemd tot bouwmeester van de Sint Lambertuskathedraal te Luik, als opvolger van zijn schoonvader Henric Samme of Samp, die van 1368 tot zijn dood op 2 september 1391 de leiding daar had gevoerd. Deze Henric Samme was tevoren, vanaf 1358, stadswerkmeester van Leuven en werkte daar aan de lakenhal en de stadspoorten; vanuit Luik kwam hij nog herhaaldelijk, in 1374, 1375, 1382 en 1384 (in dat jaar zelfs voor honderdvijf dagen) naar Leuven en vertoefde bovendien in | 34 |
1382 te Diest, wellicht als tijdelijk werkmeester van de Sint Sulpitiuskerk.15 Omdat verderop in dit overzicht van bouwmeesters nog sprake zal zijn van de betrekkingen tussen de Dom van Utrecht en de Sint Jan van Den Bosch, is het goed hier nog te vermelden, dat vóór Hendrik Samme als Luiks kathedraalbouwmeester Godijn van Dormael of van Looz optrad, in dienst van 1344 tot 1367, maar van 1357 tot 1360 tegelijk Dombouwmeester in Utrecht.16 Op 24 februari 1400 nu werd een huis in de Meerssenstraat te Luik aan ‘Wilheames de Kessel’ verkocht, ‘maistres machons delle oeuvre delle eigliese de Liege, maris legitimes à damme Katherine, fille maistre Henry Samp jadis maistre machon delle dicte eigliese de Liege’, een huis dat Willem van Kessel op 24 februari 1423 aan zijn onwettige zoon schenkt, ‘Thomas de Kaselle fis natureil de mestre Wilhelm de Kassel mest machon de Sains Lambier’.17 In 1415 is hij nog in Luik werkzaam, in 1425 zal hij overleden zijn; althans, dan wordt een nieuwe bouwmeester der kathedraal benoemd. Een tijd lang, zeker in 1407, maar wellicht tot zijn dood, heeft Willem van Kessel dus de leiding van twee werken tegelijk gehad, van de Bossche Sint Jan en van de Luikse kathedraal. De laatste is tijdens de Franse Revolutie geheel gesloopt en slechts enkele afbeeldingen houden enige herinnering eraan vast.18 Grote delen van het gebouw, westtransept, schip en oostkoor, stonden al lang overeind (1274-1319) vóór de levenstijden van Hendrik Samme en Willem van Kessel. De grote toren aan het zuidtransept werd in 1392 begonnen en was in 1433 voltooid; aan deze in 1416 ‘thuer nueve’ genoemde toren zou Willem van Kessel gewerkt kunnen hebben, evenals aan de gotische bovenbouw van de romaanse westtorens die in 1392 door blikseminslag van hun spitsen beroofd waren.19 Willems herkomst is onbekend: dorpen Kessel vindt men in Noord-Limburg, bij Lier en bij Leuven (Kessel-Loo). Roggen en Withof wijzen erop, dat de Sint Salvatorkapel uit omstreeks 1400 aan de kerk van Kessel bij Lier een bouwwerk van meer dan gewoon dorps gehalte is en van een belangrijk Brabants meester zou kunnen zijn. Opvallend is daar vooral de toepassing van wimbergen boven de vensters (top en balustrade verdwenen) zoals zij alleen aan de kerken van Diest en Den Bosch voorkomen, maar zij zijn met geometrische traceringen in plaats van figurale reliëfs gevuld.20 Als meesterteken van Willem van Kessel wijst Mosmans in de Sint Jan een steenhouwersmerk aan in de gedaante van een letter W met een kruis op de middentop.21 Hetzelfde teken, maar dan ondersteboven, treft men ook in de westvleugel van de kloostergang van de Utrechtse Dom aan, die tussen 1440 en 1460 gebouwd is. Erg veel waarde is aan die veronderstelling niet te hechten, eerder zou dan misschien de hierna nog te vermelden Willem van Boelre in aanmerking komen. Een tijdgenoot van Willem van Kessel was Hendrik van Tienen of van Gobbertingen, in 1359-1361 werkzaam in de steengroeven van Gobbertingen (Gobertange) ten behoeve van de kerk van Onze Lieve Vrouw ten Poel te Tienen. Daarheen werd hij in 1383/84 nog als magister ontboden van elders; vermoedelijk leidde hij toen de bouw van de Sint Sulpitius te Diest. Als zodanig wordt hij in 1397 vermeld. Op 26 februari van dat jaar beloofde hij in een door hem getekende verklaring aan de kerkmeesters van die kerk, niet meer zonder hun toestemming met medeneming van het ontwerp der kerk buiten Diest werk te zullen aanvaarden. Gezien de grote stijlverwantschap tussen de koren van de Bossche Sint Jan en van de Sint Sulpitius in Diest in hun bovenbouw, met name in de figuraal gebeeldhouwde wimbergen en de beelden op de luchtboogstoelen, hebben Roggen en Withof de veronderstelling geopperd, dat Hendrik van Tienen in de tachtiger of negentiger jaren van de 14de eeuw naar Den Bosch geroepen was om, samen met Willem van Kessel of tijdens diens verblijf te Luik of elders, het ontwerp voor de nieuwe Sint Jan te maken.22 Andere en hechtere documentaire gronden om werkzaamheid van Hendrik in Den Bosch aan te nemen, zijn echter vooralsnog niet te vinden, ook niet in de Bossche schepenprotocollen, waar vanaf 1430 veel kunstenaars- en steenhouwersnamen geregistreerd zijn. Wel wordt in de rekening van 1358/59 der Lieve Vrouwe Broederschap een schilder Hendrik van Diest vermeld en wel wordt in 1374 metselwerk verricht door ‘Ercken, de knaap van meester Hendrik’. Deze laatste zou een meester steenhouwer of meester metselaar kunnen zijn, zeker niet de schilder van 1358/59, deze ambachten zijn immers onverenigbaar. Hendrik van Tienen wordt te Diest nog in 1404 genoemd en is tussen 1404 en 1417 overleden. Zijn opvolger daar was Sulpitius van Vorst. Twee belangrijke gegevens in elk geval stroken met elkaar in Den Bosch: uit de documenten blijkt er een bouwmeester met prestige werkzaam aan de Sint Jan van kort vóór 1382 tot na 1407, mogelijk tot omstreeks 1425, namelijk Willem van Kessel; op grond van de ontwikkelingen van de Brabantse gotiek in het algemeen en stijlverwantschappen van het koor van de Sint Jan vooral met documentair dateerbare kerkgebouwen elders (Diest, Antwerpen, Leuven) komt in de laatste decennia van de 14de en de eerste van de 15de eeuw het koor van de Bossche kerk tot stand. Is er dan geen reden om meer waarde te hechten aan het bericht van Simon Pelgrom dan aan dat van Albertus Cuperi- | 35 |
nus, namelijk dat de bouw van een nieuwe Sint Janskerk begonnen werd in 1380 en niet in 1280?23 | 36 |
Noten | |
12. | Mosmans 1931, 188 en 98; Van Dijck 1973, 120. |
13. | Crab, 72. |
14. | J.C. Overvoorde, ‘Rekeningen uit de bouwperiode van de St. Pieterskerk te Leiden’, Bijdragen voor de Geschiedenis van het Bisdom Haarlem 30 (1906), 108; E.H. ter Kuile, Geïllustreerde beschrijving van de monumenten van Leiden en Westelijk Rijnland, 's-Gravenhage 1944, 60. |
15. | Van Even, 1895, 105, 121, 127, 144, 145, 152; Roggen/Withof; E. Poncelet, ‘Les architectes de la cathédrale Saint-Lambert de Liège’, Chronique archéologique du Pays de Liège 25 (1934), 4-38. |
16. | Poncelet, l.c., 18-19; Roggen/Withof, 172; Haslinghuis/Peeters, 177. |
17. | Roggen/Withof, 182; Poncelet, l.c., 19. Tegelijkertijd had Willem van Kessel ook een huis in de Clarastraat in Den Bosch, in 1401 vermeld: Mosmans 1931, 114 noot 1. |
18. | J. Lejeune, Les van Eyck peintres de Liège et de sa cathédrale, Luik 1956, wil in de achtergrond van het schilderij van de H. Maagd met kanselier Rolin (Parijs, Louvre) de kathedraal van Luik herkennen, maar veeleer is hier de Dom van Keulen met de oostelijk daarvan gelegen trappen uitgebeeld. |
19. | Poncelet, l.c., 19; L.F. Génicot, ‘La cathédrale notgérienne de Saint Lambert à Liège’, Bulletin de la Commission Royale des Monuments et des Sites 17 (1967-1968), 8-70. |
20. | R. Lemaire, ‘Bouwgeschiedenis der kerk van Kessel’, Handelingen van het Centrum voor Archeologische Vorschingen, Antwerpen 1942, 50. |
21. | Aantekeningen Mosmans in GA, map 32. |
22. | Roggen/Withof, 126; Lemaire/Roggen/Leurs, 23-44: D. Roggen, ‘De bouwmeester Jan van Osy en zijn medewerker Wouter Pans, beeldhouwer’, waarbij de ‘Promissio’ van Hendrik van Tienen afgedrukt. |
23. | Pelgrom, ed. Hermans 1840, 71. Hetzelfde in alle drie edities Amsterdam 1629, respectievelijk 8ste blz. (ongepagineerd), blz. 8 en 6de blz. (ongepagineerd). |
1981 |
C.J.A.C. PeetersBouwmeesters van de Sint Jan tussen 1380 en 1480in: Het Gulden Vlies : 's-Hertogenbosch ten tijde van het 14e Kapittel van het Gulden Vlies, 1481 Kring Vrienden van 's-Hertogenbosch ('s-Hertogenbosch 1981) 29-47 |
|
1992 |
Frans van Gaal, Patrick Timmermans'En dagge bedankt zijt, dè witte!'. Namen van straten, pleinen en gebouwen, tegen de Dieze-stroom in (concept)s.n. (s.l. 1992) |
G.C.M. van Dijck, De Bossche Optimaten (1973) 118, 120
C. Peeters, De Sint Janskathedraal te 's-Hertogenbosch (1985) 16, 17, 22, 34, 35, 36, 39, 42, 50, 54, 312, 386, 388, 391, 398
Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst (1931) 172